Pas op voor prikkelarmoede
Gelezen op Hersenletsel.nl
In het post-COVID tijdperk is overprikkeling een actueel thema. Er verschijnen veel artikelen met
de strekking ‘hoe weer te wennen aan prikkels’ en het vuistdikke boek ‘Overprikkeld Brein’ van
Charlotte Labee is al wekenlang een bestseller. Geweldig al die aandacht en erkenning voor dit
veelvoorkomende probleem. Belangrijk is het in deze wél om het ondergeschoven kindje
‘prikkelarmoede’ niet te vergeten. Onze vaste columnist Hans van Dam legt het uit.
Overprikkeling is een veelgehoord probleem bij mensen met niet-aangeboren hersenletsel (NAH).
Dat is begrijpelijk, last hebben van prikkels belemmert het dagelijks leven. Soms zelfs ernstig. Dan
is de verleiding groot om prikkels te gaan vermijden. Deels kan dat goed zijn, maar het is ook
gevaarlijk. Prikkels vermijden kan namelijk tot een neerwaartse spiraal leiden. Je kunt steeds
minder goed tegen prikkels en uiteindelijk is zo ongeveer elke prikkel er een teveel. Er zijn mensen
die in het donker leven en sommigen dragen zelfs dan nog een zonnebril. Voor geluid geldt
eenzelfde verhaal. Sommigen horen het miniemste geluid, wat ze soms voorheen niet hoorden, en
krijgen daar in toenemende mate last van. Met als logisch gevolg dat alles en iedereen steeds
meer wordt vermeden. Ons brein raakt daar gestrest van, hoe onbewust ook. Weinig wordt steeds
meer te veel. Vermijden leidt tot lijden. Hoe hieraan te ontkomen?
Het brein filtert bijna alles weg
Gemiddeld ontvangt ons brein ongeveer 11 miljoen prikkels per seconde. Dat aantal is veel te
hoog, dus wordt 99,9997 procent er snel uitgefilterd. Uiteindelijk blijven er gemiddeld 33 prikkels
per seconde over. Als door hersenletsel dat filteren moeilijker is, ontstaat er een serieus
probleem. Ons brein wordt overbelast en spartelt alle kanten op. Logisch dat we daarvoor
wegkruipen.
Wat bij prikkelvermindering gebeurt
In eerste instantie geeft vermijden van prikkels enige rust. Maar het brein went aan bijna alles,
zeker aan minder prikkels. Elke keer dat je meer prikkels buitensluit, verlaagt de grens van wat je
aankan zich. Gaandeweg komen de hersenen in onderprikkeling terecht. En daar kunnen ze niet
tegen. Om de simpele en tegelijk ernstige reden dat er voor de hersenen een prikkel moet zijn.
Desnoods produceren ze die zelf. Dan horen of zien we wat er niet is. Omdat de grens van wat
onze hersenen aankunnen zo laag is, verdragen we ook de prikkels die de hersenen zelf maken
niet meer. In extreme gevallen wordt het leven ronduit een hel: geen enkele prikkel is meer te
verdragen. En afgesneden zijn van normale prikkels maakt een mens diep ongelukkig. Er zijn er die
zelfs de zin van het leven verliezen.
Wat dan wel?
Het is essentieel om vanaf het begin drie vragen te stellen: welke prikkels geven last, welke niet en
welke helpen te resetten. Inzicht krijgen hierin is vaak een gezamenlijke inspanning, van de
persoon zelf, diens naaste(n) en van eventueel betrokken hulpverleners. Soms is inschakeling
wenselijk van een SI-therapeut (SI = sensorische informatieverwerking; sensorisch verwijst naar
zintuigen).
Van prikkelarm naar prikkelafgestemd
De moraal is: hersenletsel kan prikkelgevoeligheid versterken, maar leidt niet tot totale
overgevoeligheid; die ontstaat pas als iemand, om zeer begrijpelijke redenen, steeds meer prikkels
gaat vermijden. Om uit de neerwaartse spiraal te blijven, is het dus nodig nauwgezet te kijken naar
jouw specifieke prikkelgevoeligheid en je leven hierop aan te passen. Dit is niet altijd gemakkelijk
maar heeft wel positieve gevolgen: het leven blijft levendig en dooft niet uit. Het gaat niet om
prikkelarm, maar om prikkelafgestemd leven.
Hans van Dam